Ezekiel 28

1Voorts geschiedde des Heeren woord tot mij, zeggende: 2Mensenkind! zeg tot den vorst van Tyrus: Zo zegt de Heere Heere: Omdat uw hart zich verheft en zegt: Ik ben God, ik zit in Godes stoel, in het hart der zeeën! daar gij een mens en geen God zijt, stelt gij nochtans uw hart, als Gods hart.
 vorst van Tyrus Versta, den koning, gelijk onder vs.12, en zie 1Sa 6:21 ; 2Ki 20:5 .
,
 zegt Of, gij gezegd hebt, of zegt; te weten bij uzelven, dat is denkt, maakt u wijs.
,
 god, U toeëigenende de wijsheid, macht en majesteit, die den enigen waren God alleen toekomt.
,
 stoel, Als in een hemelrijk, waar mij geen vijand kon deren, noch enige heerlijkheid ontbreekt.
,
  hart der zeeën Zie boven Eze 27:4 ; alzo vs.8.
,
 stelt gij nochtans uw hart, Gij vergelijkt u met wijsheid, enz. met God.
3Zie, gij zijt wijzer dan Daniël; zij hebben niets toegeslotens voor u verborgen.
  wijzer dan Daniël; Versta in uwen zin, en alzo in het volgende; of bespottenderwijze gesproken. Het schijnt dat er in Babel [waar Ezechiël geprofeteerd heeft] zulk een spreekwoord gebruikt is, van Daniëls wijsheid genomen, die aldaar vermaard was. Zie Dan 1:17 , enz.
,
 zij hebben niets toegeslotens Dat is, men heeft niets, enz., of daar is niets, enz.
,
 verborgen Of, verduisterd.
4Door uw wijsheid en door uw verstand, hebt gij vermogen voor u verkregen; ja, gij hebt goud en zilver verkregen in uw schatten.
 verkregen; Hebreeuws, gemaakt; alzo in het volgende.
,
 schatten Of, schatkamers.
5Door de grootheid uwer wijsheid in uw koophandel hebt gij uw vermogen vermeerderd, en uw hart verheft zich vanwege uw vermogen. 6Daarom zegt de Heere Heere alzo: Omdat gij uw hart gesteld hebt als Gods hart; 7Daarom zie, Ik zal vreemden over u brengen, de tirannigste der heidenen; die zullen hun zwaarden uittrekken over de schoonheid uwer wijsheid, en zullen uw glans ontheiligen.
 vreemden over u brengen, De Babyloniërs, boven Eze 26:7 ; onder Eze 29:20 .
,
 tirannigste der heidenen; Of, verschrikkelijkste, gruwzaamste, wreedste. Alzo onder Eze 30:11 , en Eze 31:12 , en Eze 32:12 .
,
 uittrekken Hebreeuws, ledigen, omdat de schede in het uittrekken van het zwaard geledigd wordt; alzo onder Eze 30:11 .
,
 schoonheid uwer wijsheid, Dat is, uw bloeiend koninkrijk en staat, welker heerlijkheid gij uwe wijsheid toeschrijft; of tegen u, die gij u zo schoon en wijs houdt.
,
 ontheiligen Dat is, verontreinigen, als een onheilig en vuil ding behandelen mits u dodende en in den kuil smijtende, gelijk volgt; alzo vs.16. Zie boven Eze 7:21 .
8Ter groeve zullen zij u doen nederdalen; en gij zult sterven den dood eens verslagenen in het hart der zeeën.
 dood eens verslagenen Hebreeuws in het veelvoudig getal, doden, of dodingen [gelijk Isa 53:9 ] . De zin is: Zij zullen u een geweldigen dood aandoen, zelfs in uwe stad, die met wateren omsingeld is, waarop gij u vertrouwt.
,
  hart der zeeën Gelijk boven vs.2.
9Zult gij dan enigszins, voor het aangezicht uws doodslagers, zeggen: Ik ben God? daar gij een mens zijt en geen God, in de hand desgenen, die u verslaat?
 enigszins, Hebreeuws, zeggende zeggen.
,
 aangezicht uws doodslagers, Als gij uwe onmacht en nietigheid metterdaad zult bevinden, zijnde in de macht van uw vijand.
10Gij zult den dood der onbesnedenen sterven; door de hand der vreemden; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere Heere.
 dood der onbesnedenen sterven; Hebreeuws, doden, [in het getal van velen gelijk vs.8] der onbesnedenen; dat is, als de goddelozen, onheiligen en bij God verachten sterven, dat van zijn volk niet zijn. Zie 1Sa 17:26 ; Jdg 15:18 ; idem onder Eze 31:18 , en Eze 32:19 , Eze 32:21 , Eze 32:25 , Eze 32:27 , enz. Sommigen gissen dat dit zou mogen zien op de ordinantie van Gods volk, hebbende bevel van uit te roeien onder hen, die zich niet wilden laten besnijden; Gen 17:14 .
11Wijders geschiedde des Heeren woord tot mij, zeggende: 12Mensenkind! hef een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg tot hem: Zo zegt de Heere Heere: Gij verzegelaar der som, vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid!
 tot hem Of, van hem.
,
 som, Dat is, van het getelde of gewogene, dat is, [gelijk sommigen verstaan] die het opperste gezag hebt over den gansen groten koophandel van Tyrus. Of, [gelijk anderen] die een maat, patroon, beeld of prent zijt van een volkomenlijk bloeienden staat. Of, zonder enig gebrek, waar niets aan feilt, gelijk aan ene som, die wel geteld en verzegeld is.
13Gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijk gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen, sardonixstenen en jaspisstenen, saffieren, robijnen, en smaragden, en goud; het werk uwer trommelen en uwer pijpen was bij u; ten dage als gij geschapen werdt, waren zij bereid.
 waart in Eden, Woondet en hieldt hof in een uitermate pleizierige plaats, als in een lusthof of paradijs. Zie Gen 2:8 , en Gen 13:10 , en onder Eze 31:8-9 , en Eze 36:35 .
,
 alle kostelijk gesteente Dat is, allerlei.
,
 deksel, Dat is, uwe klederen waren daarmede alzo versierd, alsof gij met enkel kostelijk gesteente gekleed waart.
,
 sardisstenen, Of, robijnen.
,
 diamanten, Of, arbonkelen.
,
 sardonixstenen Zie Gen 2:12 .
,
 robijnen, Of, karbonkelen.
,
 het werk uwer trommelen Van kindsbeen aan hebt gij in alle vrolijkheid en dartelheid geleefd; men heeft u alle pleizier en sier aangedaan, waartoe het trommelende, pijpenwerk diende.
,
 geschapen werdt, Dat is, geboren, en door Gods almacht, goedheid en wijsheid uit moeders lichaam eerst tevoorschijn werd gebracht. Vergelijk Gen 1:1 . Alzo vs.15, en boven Eze 21:30 .
14Gij waart een gezalfde, overdekkende cherub; en Ik had u alzo gezet; gij waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen.
 Gij waart Dat is, gij waart te vergelijken in uiterlijke kostelijkheid en heerlijkheid bij hetgeen op mijnen berg Zion in den tempel zeer kostelijk en heerlijk was; namelijk, de gouden cherubim en het priesterlijk gewaad. Dit past bekwamelijk op dit gansche vs. Anderen duiden het op de cherubim, die het paradijs bewaarden, [omdat in het voorgaande van Eden en Gods hof gesproken is] met welke deze kohing als gezalfd, dat is, verordineerd en gesteld [gelijk volgt] tot een beschermer van zijn rijk is vergeleken.
,
 gezalfde, Want hetgeen in den tabernakel was, werd gezalfd met de heilige olie; Exo 30:26 , enz.
,
 overdekkende Te weten de ark, met zijne vleugelen, Exo 25:20 .
,
 cherub; Zie Gen 3:24 .
,
 gezet; Of, gemaakt; dat is, Ik had u met zulke heerlijkheid begaafd.
,
 Gods heiligen berg; Hebreeuws, op den berg der heiligheid Gods; dat is als, of gelijk enz. Versta Zion.
,
 vurige stenen Hebreeuws, stenen des vuurs; dat is, overal, waar gij op en neer gingt in uw paleis, blonk het van glinsterende kostelijke stenen: of, gij wandeldet in klederen, die daarmede versierd waren, en als vuurstralen van zich gaven; gelijk de hogepriester blonk met de gesteenten, die in den priesterlijken borstlap waren; Exo 28:15 , enz.
15Gij waart volkomen in uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid in u gevonden is.
 volkomen Dat is, u ontbrak niets aan pracht en heerlijkheid.
,
 wegen, Dat is, wezen, voornemen en doen; zie Gen 6:12 .
,
 geschapen zijt, Gelijk boven vs.13.
,
 ongerechtigheid Anders: grote ongerechtigheid, om uit te drukken dat het Hebreeuwse woord, betekenende ongerechtigheid, verkeerdheid, ondeugd, enz. een letter meer heeft dan gewoon; vergelijk Psa 3:3 .
,
 gevonden is Dat is, klaarlijk gebleken en ontdekt, en gij als op de daad betrapt en achterhaald zijt; vergelijk Psa 36:3 ; Jer 2:26 , enz. met de aantekening.
16Door de veelheid uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal Ik u ontheiligen van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen!
 veelheid uws koophandels Of, grootheid.
,
 zij het Te weten die met u gehandeld hebben.
,
 midden van u Dat is, uw hart, of het midden van uw stad.
,
 geweld Dat gij genegen zijt geworden tot allerlei overlast, of dat gij vergaderd hebt grote schatten, door geweld verkregen.
,
 vervuld, Anders: zijn zij [in het] midden van u vol van, enz.
,
 ontheiligen Als onrein en onheilig verstoten; vergelijk vs.7.
,
 Gods berg, Van de heerlijkheid, door welke gij met mijnen berg [boven vs.14] waart te vergelijken, verachtelijk verworpen.
,
 overdekkende cherub Gelijk vs.14.
,
 uit het midden der vurige stenen Dat gij van al uwe pracht zult ontbloot zijn, vs.14.
17Uw hart verheft zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid bedorven, vanwege uw glans; Ik heb u op de aarde henengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen gesteld, om op u te zien.
 bedorven, Uwe hoogheid en heerlijkheid heeft uwe wijsheid doen vergaan en u verdwaasd.
,
 heb u op de aarde henengeworpen, Dat is, Ik zal het zekerlijk doen, profetischerwijze gesproken, en alzo in het volgende.
,
 om op u te zien Dat is, tot een schouwspel of spectakel van mijn rechtvaardig en wonderlijk oordeel over u, over wiens pracht en vermogen zich ieder tevoren verwonderde, gelijk in het volgende verklaard wordt.
18Vanwege de veelheid uwer ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels, hebt gij uw heiligdommen ontheiligd; daarom heb Ik een vuur uit het midden van u doen voortkomen, dat u heeft verteerd, en Ik heb u gemaakt tot as op de aarde, voor de ogen van al degenen, die u zien.
 heiligdommen ontheiligd; Dat is, uw paleis en koninklijken troon, [die Gode behoren geheiligd te worden en die gij met Gods woning en troon vergeleekt, vs.2], hebt gij onheilig, veil en profaan gemaakt.
,
 vuur uit het midden Van mijn toorn, door u en de uwen veroorzaakt, of der plagen en ellenden; zie Job 22:20 , en boven Eze 20:47 , en onder Eze 30:8 .
,
 as op de aarde, Dat is, zal u tot de uiterste nietigheid brengen; zie Job 16:15 , enz.
19Allen, die u kennen onder de volken, zijn over u ontzet; gij zijt een grote schrik geworden, en zult er niet meer zijn tot in eeuwigheid.
 grote schrik geworden, Gelijk boven Eze 27:36 .
20Wijders geschiedde des Heeren woord tot mij, zeggende: 21Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Sidon, en profeteer tegen haar,
 zet uw aangezicht Zie boven Eze 6:2 .
,
 Sidon, Ook aan de Middellandse zee, of de zee van Fenicië, gelegen noordwaarts van Tyrus af. Zie Gen 10:15 .
22En zeg: Zo zegt de Heere Heere: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het midden van u verheerlijkt worden; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben, als Ik gerichten in haar zal hebben geoefend, en in haar geheiligd zal zijn.
 wil aan u, o Sidon Zie boven Eze 13:8 ; Jer 21:13 .
,
 verheerlijkt worden; Door mijne oordelen en straffen, [gelijk volgt] oorzaak geven van geëerd en geroemd te zijn.
,
 haar zal hebben Sidon.
,
 geoefend, Hebreeuws, gedaan; alzo vs.26, en Eze 30:19 , enz.; zie boven Eze 5:8 .
,
 geheiligd zal zijn Mijne gerechtigheid, heiligheid en macht onder hen zal bewezen hebben. Alzo vs.25, en Eze 36:23 , en Eze 38:16 .
23Want Ik zal de pestilentie in haar zenden, en bloed op haar straten, en de verslagenen zullen vallen in het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben.
 zullen vallen in het midden van haar, Anders: gericht worden.
24En het huis Israëls zal geen smartenden doorn noch wee doende distel meer hebben, van allen, die rondom hen zijn, die henlieden beroven; en zij zullen weten, dat Ik de Heere Heere ben.
 smartenden doorn Of, stekende; dat is, de omliggende vijanden zullen hen niet meer kwellen en beschadigen.
,
 van allen, Of, uit alle plaatsen, die rondom hen zijn.
,
 beroven; Of, versmaden; alzo vs.26, vergelijk boven Eze 16:57 .
25Alzo zegt de Heere Heere: Als Ik het huis Israëls zal vergaderd hebben uit de volken, onder dewelke zij verstrooid zijn, en Ik onder hen voor de ogen der heidenen zal geheiligd zijn, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob gegeven heb.
 Alzo zegt de Heere HEERE Deze profetie kan wel enigszins geduid worden op de verlossing uit Babel, maar hare vervulling behoort tot het geestelijk koninkrijk van den Messias, en is gesteld [gelijk elders dikwijls] naar den stijl van het Oude Testament. Vergelijk Jer 32:37-39 , enz.
,
 geheiligd zijn, Gelijk vs.22.
26En zij zullen daarin zeker wonen, en huizen bouwen, en wijngaarden planten; ja, zij zullen zeker wonen; als Ik gerichten zal hebben geoefend tegen allen, die henlieden beroofd hebben, van degenen, die rondom hen zijn; en zij zullen weten dat Ik, de Heere, hunlieder God ben.
Copyright information for DutSVVA